(In beknopte vorm gepubliceerd in d’Avereester Kroniek, maart 2011)
Inleiding
Wie momenteel de begraafplaats van Oud-Avereest bezoekt treft daar op verschillende plaatsen rode bordjes. Op deze bordjes is aangegeven dat delen van de begraafplaats geruimd zullen worden, en dat rechthebbenden op graven zich bij de gemeente kunnen melden. Dit voornemen tot ruiming was voor mij en enkele familieleden aanleiding om samen met de Historische Vereniging Avereest en Plaatselijk Belang Balkbrug een verzoek in te dienen om het oude gedeelte van de begraafplaats als monument aan te wijzen. In dit artikel zal ik nader ingaan op de geschiedenis van het kerkhof, de personen die er begraven liggen en het bijzondere en monumentale karakter van de begraafplaats.
Het ontstaan van Avereest
Aan het begin van de 13e eeuw was het aantal inwoners in het stroomgebied van de Reest dusdanig gegroeid dat de inwoners van het Reestdal behoefte hadden aan een eigen kerk. Daarom verzochten zij de bisschop om een eigen kerk te mogen stichten. Op dat verzoek besloot bisschop Otto in 1236 dat “den luden de Restina” een kerk mochten bouwen op grond die in eigendom was van het Zwartewaterklooster. Die kerk kwam er, en kennen we vandaag de dag als de kerk van IJhorst[2]. De parochie die bij deze kerk hoorde besloeg het hele Reestdal: aan beide zijden van de Reest, en van Meppel tot aan Schrapveen.
Aan het einde van diezelfde eeuw was het aantal inwoners in het Reestdal al zodanig gegroeid dat er behoefte was aan een tweede kerk. Daarom werd er, vermoedelijk tussen 1283 en 1292 een nieuwe kerk gebouwd op de plaats van het huidige Oud-Avereest. Daarmee werd de parochie Resten of Restina gesplitst in twee delen. Het stroomafwaarts gelegen deel werd aanvankelijk aangeduid als Restene inferiori, te vertalen als ‘Nederreest’ en werd later genoemd naar de naastgelegen boerderij: IJhorst. Het stroomopwaarts gelegen deel werd Over- of Avereest. De scheiding tussen beide parochies lag aan Overijsselse zijde bij Groot Oever en aan Drentse zijde bij de Stapel. Beide buurtschap pehoorden nog bij de kerk van Avereest.
De kerk
De kerk van Oud-Avereest stond vanaf het einde van de 13e eeuw tot 1853 op het hoogste deel van wat nu het oude deel van de begraafplaats is. De situering van de kerk, midden op het oude kerkhof, is goed zien op de kadastrale kaart van 1832.
Als we deze kaart vergelijken met een hedendaagse luchtfoto dan zien we dat de situatie nog redelijk herkenbaar is. De woning van “Evert Klaas” is de huidige Wheem (Oud Avereest 22), destijds bewoond door Evert Klaas Weerties (1764-1845). Op de plaats van de huidige inrit naar de Wheem stond in 1832 nog een schuur.De naastgelegen boerderij “de Herberg” (thans Oud Avereest 20) werd bewoond door landbouwer en herbergier Egbert Hendriks Smit (1794-1877). Aan de overzijde van de weg bevond zich de pastorie, totdat deze op oudejaarsdag 1833 door brand zwaar beschadigd raakte. Twee jaar later werd een nieuwe pastorie gebouwd pal achter de oude (nu Oud Avereest 3). Als we beide beelden over elkaar leggen kunnen we met een redelijke precisie de exacte lokatie van de oude kerk op het kerkhof vaststellen.
Hoe de kerk eruit precies uitzag weten we niet, er is mij geen geen eigentijdse afbeelding van bekend. Afgaande op het hiervoor afgebeelde grondplan was het een vrij bescheiden gebouw: ongeveer 16½ bij 9½ meter. Opvallend is dat ook deze kerk, zoals zoveel kerken, op het oosten was georiënteerd. De kerk had geen toren, maar een klokkenstoel. Het geheel lijkt daarmee nog het meest op de kerk van IJhorst zoals we die nu nog kennen. Amateur historicus Jacob Drent heeft de beschreven situatie in de 20e eeuw weergegeven op een van zijn bekende pentekeningen[5].
In 1852 was de oude kerk in een dermate slechte staat dat de kerkvoogdij besloot tot de bouw van een geheel nieuwe kerk. De eerste steen voor deze kerk werd op 20 maart 1852 gelegd door president kerkvoogd Egbert ten Kate Rzn.en werd gebouwd op een nieuwe locatie naast het kerkhof en tegenover de Wheem. Na de ingebruikname van de nieuwe kerk, werd de oude kerk afgebroken.
Het kerkhofOorspronkelijk zal men de doden in de kerk hebben begraven, maar vanaf de Franse revolutie werd het meer en meer gebruikelijk om niet langer in de kerk maar buiten de kerk op een kerkhof te begraven.
Op het oude deel van de begraafplaats zijn nog twee grafzerken te vinden die in de in 1853 afgebroken oude kerk gelegen moeten hebben. Op een van de twee zerken is geen tekst (meer) te vinden, maar de andere bevat de tekst “C. Losser, obiit 1 april 1705”. Het gaat daarbij om Catharina Losser, de in Vianen geboren vrouw van predikant Gerhardus Lindenhovius. Lindenhovius was maar liefst 53 jaar lang, van 1665 tot 1718 predikant in Avereest, en in de periode 1684 tot 1718 ook predikant in de Ommerschans. Zijn vader Adam Lindenhovius was van 1630 tot 1664 ook al predikant in Avereest en Ommerschans geweest. Een hele generatie inwoners van het kerspel Avereest heeft geen andere predikant gekent dan een telg uit de familie Lindenhovius. Het overlijden van Catharina Losser, ongeveer 60 jaar oud, zal de gemeente dus ongetwijfeld hebben geraakt. Zeker omdat de predikant achterbleef met vijf kinderen, waarvan de jongste 13 jaar oud was. Een van hen, Adam, zou later weer in de voetsporen van zijn vader treden. Hij was predikant van Avereest en Ommerschans van 1718 tot 1733.
Rond het jaar 1800 zal men ook in Avereest zijn gestopt met het begraven in de kerk en werd er uitsluitend nog op het kerkhof begraven. Bijzonder is dat iedere boerderij van enige omvang of buurtschap rond die tijd zijn eigen blok met graven kreeg. Aan de hand van de thans nog aanwezig grafstenen, een lijst met rechthebbenden op de graven uit ca. 1858[7] en de grafadministratie van de gemeente Hardenberg heb ik de indeling in ‘blokken’ kunnen reconstrueren. Zie daarvoor de bijgaande plattegrond.
Deze plattegrond geeft schetsmatig de ligging van de blokken weer, evenals de positie van de oude kerk en de paden zoals dat er in de periode 1800-1850 ongeveer uit moet hebben gezien.
Grafnr. Buurtschap/boerderij Huidig adres boerderij
1 De Stapel Verdwenen boerderij naast Stapelerweg 14, De Wijk
2 De Stapel Verdwenen boerderij schuin tegenover Stapelerweg 29 en 31, De Wijk
4 Kievitshaar Kievitshaar 5, Balkbrug
5 De Stapel Stapelerweg 20, De Wijk
6 Groot Oever Groot Oever 10 en 11, Balkbrug
8 Groot Oever Groot Oever 8 en 9, Balkbrug
9 Klein Oever Lutten Oever 2 en 6-7, Balkbrug
11 Den Huizen Den Huizen 4, Balkbrug
12 Den Huizen Den Huizen 5 en 6, Balkbrug
13 Den Kaat Den Kaat 2,4 en 6, Balkbrug
14 Den Oosterhuis Den Oosterhuis 21, Balkbrug
15 Vossenberg Den Oosterhuis 4, Balkbrug
16 Vossenberg Den Oosterhuis 18, Balkbrug
17 Den Oosterhuis Verdwenen boerderij achter Den Oosterhuis 13, Balkbrug
18 Den Oosterhuis Den Oosterhuis 10 en 11, Balkbrug
20 Rabbinge Rabbinge 3 en 4, Zuidwolde
26 Pieperij Pieperij 2, Zuidwolde
27 Wildenberg De Wildenberg 1, Zuidwolde
28 Bloemberg Bloemberg 14, Veeningen
29 Bloemberg Bloemberg 3, Veeningen
30 Gezenkamp Linderweg 49 en 52, Linde
31 Westerhuis Den Westerhuis 3, Balkbrug
54 Oud Avereest Oud Avereest 20 en 22, Balkbrug
71 De Haar De Haar 5, Balkbrug
72 Oud Avereest Oud Avereest 6, Balkbrug
73 Kievitshaar Kievitshaar 7, Balkbrug
74 Schrapveen Schrapveen 22, Linde
75 Tente en Kiefte Schrapveen 26 en 28, Linde
76 Spijker Zuidwolderstraat 17a, Dedemsvaart
77 Vogelzang Niet meer bestaande boerderij naast Zuidwolderstraat 16, Dedemsvaart
78 Mulderij Mulderij 9 en 10, Dedemsvaart
79 Predikant Oud-Avereest 3, Balkbrug
80 Schotkamp Sponturfwijk 54, Balkbrug
In deze lijst herkennen we de boerderijen zoals die rond het einde van de 18e eeuw in het kerspel Avereest stonden. De 18e eeuwse ontginningsgebieden van de Kievitshaar (ca. 1720), de Haar (ca. 1765), Vossenberg (ca. 1770) en Schotkamp (ca. 1780) komen al wel voor. Maar woningen langs de in 1809 aangelegde Dedemsvaart ontbreken. Daarmee herinneren deze ‘blokken’ graven aan het Avereest zoals dat bestond voordat de Dedemsvaart werd gegraven en de grootschalige ontginning begon. Bovendien verwijzen veel van de blokken met graven direct naar nog bestaande boerderijen in het Reestdal, die in een aantal gevallen ook zijn aangewezen tot monument[9].
Als we nu over de begraafplaats wandelen, dan valt op dat sommige blokken goed herkenbaar zijn door de grafstenen en de daarop voorkomende familienamen. Voorbeeld daarvan is het blok graven dat hoort bij de buurtschap Den Kaat en de familie Ten Kate (nr. 13). En ook de graven van de familie Ten Oever op Groot- en Klein Oever (nrs. 6, 8 en 9) zijn goed herkenbaar.
In veel blokken zijn slechts enkele grafstenen te vinden, die soms ook niet direct een relatie met een buurtschap doen vermoeden omdat de familienaam niet naar de buurtschap verwijst. Zoals de graven van de familie Zanting (nr. 27), bewoners van De Wildenberg of de Ten Kate’s die op Den Westerhuis (nr. 31) woonden.
In enkele andere blokken komen helemaal geen grafstenen voor. Dat kan er mee te maken hebben dat in de loop van de jaren de zerken verwijderd zijn of misschien onder het gras zijn verdwenen. In sommige gevallen blijkt namelijk uit de begraafplaatsadministratie dat er wel degelijk ooit personen begraven zijn.
Maar van enkele blokken vermeld de administratie dat de graven leeg zijn. Dat is het geval met de blokken 15, 16 (beide Vossenberg), 74 (Schrapveen) en 75 (Tente en Kiefte). Enkele andere blokken zijn aan het eind van de 19e eeuw opnieuw uitgegeven, zoals blok 30 (Gezenkamp), 76 (Spijker) en 77 (Vogelzang). Opvallend is dat al deze blokken hoorden bij de boerderijen in het uiterste oosten van de gemeente. Dat zal er ongetwijfeld mee te maken hebben dat in 1834 de hervormde kerk in Dedemsvaart werd gebouwd . Spoedig daarna zullen deze bewoners van deze boerderijen in Dedemsvaart ter kerke zijn gegaan, en hun doden hebben begraven op de terzelfdertijd geopende begraafplaats aan de Mulderij.
Na 1852
Toen de nieuwe kerk aan het eind van het jaar 1852 in gebruik werd genomen, werd de oude kerk afgebroken. Daarmee kwam er ruimte op het kerkhof vrij om nieuwe graven uit te geven, waarbij het feit dat er oudtijds in de kerk begraven moet zijn geen bezwaar vormde. Want op 27 oktober 1854 besluit de kerkvoogden “het Provinciaal Kol[lege van Toezicht Hervormde Gemeenten] te verzoeken om autorisatie tot het verkoopen van begraafplaatsen waar de oude kerk gestaan heeft.” En op 20 april 1855 melden de notulen: “Is door de president een missieve voorgelezen van Gedeputeerde Staten in houdende magtiging tot het verkoopen van de plaats waar de oude kerk gestaan heeft. Is besloten dat die verkoop zal geschieden door den Notaris van Dedem. En is tevens bepaalt om de graven niet beneden de waarde van vijf gulden te verkoopen maar ze dan aanhouden.”[10]
De verkoping vind plaats op 9 mei 1855 ten huize van Egbert Smit, tapper, en in aanwezigheid van de kerkvoogden Albert Westerhuis, landbouwer, en Jan ten Kate, molenaar. De graven werden voor prijzen tussen de 5 en 6 gulden verkocht aan:
- Gerrit de Koning, predikant te Avereest, 2 graven
- Jan Aarsen, balkmeester te Avereest, 2 graven
- Mr. Gijsbert Christiaan Junius van Hemert, particulier te Avereest, 1 graf
- Jakob Schutterop, bakker en winkelier te Avereest, 7 graven
- Werner ten Kate, bakker te Avereest, 6 graven.
In de tweede helft van de 19e eeuw werden er nog regelmatig meer graven verkocht op de plaats van de oude kerk. En ook de nabije omgeving van de voormalige kerk bood nog enige ruimte voor de uitgifte van nieuwe graven. Zo was het pad aan de noordzijde (tussen blok 31 en 54) niet langer nodig en kon uitgegeven worden. Datzelfde gold voor het stuk grond aan de westzijde van de oude kerk (tussen blok 54 en 71/75). Mogelijk heeft op deze plaats de oude klokkestoel gestaan. Deze klokkestoel was immers niet meer nodig, nu de beide klokken in de toren van de nieuwe kerk gehangen konden worden.
In 1929 maakte de gemeente veldwachter en amateur historicus Albert Piel in opdracht van het gemeentebestuur een schetsje van het kerkhof, waarin ook duidelijk de familiegraven zijn opgenomen.[11] Piel stelde het gemeentebestuur voor om een nieuw pad van het oude naar het nieuwe deel van het kerkhof aan te leggen over de grafnummers 55 t/m 62. Dat moest kunnen omdat volgens doodgraver De Olde er van deze graven weinig of geen nabestaanden meer bestaan. Dit pad is er inderdaad gekomen en ligt er nu nog steeds.
Bijzondere graven
Het kerkhof van Oud-Avereest is niet alleen bijzonder vanwege de hoge ouderdom, de locatie van de oude kerk en de grafindeling in blokken per boerderij, maar ook omdat op deze begraafplaats personen begraven liggen die een bijzondere rol speelden in het 19e eeuwse Avereest.
Jan Naarding (1800-1878)
Eerste onderwijzer van Avereest en logementhouder te Balkbrug. Tot het begin van de 19e eeuw werd het onderwijs in Avereest – zoals op zoveel plaatsen -gegeven door de koster van de kerk. De laatste koster annex schoolmeester van Avereest, Klaas Jans Haveman, was in 1820 ruim 76 jaar oud en moest daarom zijn werkzaamheden beëindigen. Het was tijd voor een nieuwe schoolmeester, en die werd gevonden in de persoon van de op 11 mei 1800 in Zweeloo geboren Jan Naarding. Twee jaar later trouwde hij met de Avereester boerendochter Heiltje Everts van der Haar. Met het overlijden van zijn schoonvader in 1828 verwierf hij vervolgens groot aantal gronden op en rond De Haar.
Aanvankelijk woonde Naarding in de schoolwoning naast de school op oud-Avereest. Rond 1845 bouwt hij in Balkbrug een nieuw pand en start daar een winkel/café/logement. Daarmee is hij grondlegger van het latere café Leunge/Takens. Gedurende ruim tien jaar combineert hij het caféhouderschap met dat van onderwijzer, maar in 1856 beëindigt hij na ruim 35 jaar het onderwijzerschap. Van 1861 tot 1867 maakt hij deel uit van de raad van de gemeente Avereest. De laatste jaren van zijn leven, van 1872 tot 1878, brengt hij door bij zijn zoon Evert Naarding in Witharen.
Gezicht op het logement Naarding, ca. 1910[12]Jan van der Haar (1803-1853)
Landbouwer, vervener en landeigenaar op Den Huizen 4. Jan van der Haar werd geboren op De Haar. Na zijn huwelijk in 1831 met Jentje Willems Westerhuis verhuist hij naar de boerderij van zijn (half)oom Jan Jans op Den Huizen (huidig adres Den Huizen 4). Bij deze boerderij hoorden uitgestrekte heidevelden en veengebieden in het Huizingerveld en langs de Benedenvaart. Koopt in 1840 samen met Johann Heinrich Damann, Roelof Huizing, en Jan Naarding een slag veengrond aan het Lange Jagt, die worden ingebracht in de vennootschap “Jan van der Haar en Compagnie.”[13]
Vanaf 1849 tot zijn dood in 1853 is tevens raadslid in Avereest. Na zijn dood hertrouwde zijn vrouw met Jan Roelofs ten Kate, eigenaar van de molen op Den Kaat en aan de Balkbrug. Beide huwelijken bleven kinderloos.
Jentje Mulder (1820-1856)
Geboren op de Mulderij als dochter van landbouwer/koopman/vervener Jan Mulder en Annigje Wolters Weide. Trouwde op 26 augustus 1841 met molenaar Jan Roelofs ten Kate (1811-1886) waarbij het stel gaat wonen op Den Kaat. Na de bouw van de molen de Star in Balkbrug verhuizen ze naar de Coevorderweg in Balkbrug (huidig adres Coevorderweg 34). Jentje overlijdt daar op 36-jarige leeftijd waarbij ze vier kinderen nalaat.
Haar man, molenaar en landeigenaar Jan ten Kate, hertrouwde in 1858 met Jentje Willems Westerhuis (1811-1879), weduwe Jan van der Haar en samen woonden ze aan de Balkbrug. Jan vervulde gedurende lange tijd diverse maatschappelijke functies. Zo was hij kerkvoogd, raadslid (1853-1883), wethouder (1861-1883) en waarnemend burgemeester van Avereest (1878-1879).
Het is niet duidelijk waar Jan Roelofs ten Kate precies is begraven. Zijn tweede vrouw Jentje Willems Westerhuis is begraven naast haar eerste man Jan van der Haar. Het zou logisch zijn als Jan Roelofs ten Kate ook naast zijn eerste vrouw is begraven, maar zijn naam is op haar grafsteen niet terug te vinden. Mogelijk is zijn grafsteen verloren gegaan.
Johan Albertus Daman (1839-1913)
Landbouwer op Den Huizen 4. Zoon van de bekende Dedemsvaartse en uit Duitsland afkomstige vervener en jeneverstoker Johann Heinrich Damann. Hij huwde in 1865 met Geertje ten Kate (1842-1899), oudste dochter van molenaar en landeigenaar Jan Roelofs ten Kate en Jentje Mulder.
Hendrik Jacob van der Vecht (1837-1878)
Zoon van Hendrik Lucas van der Vecht, winkelier aan de Wisseling in Dedemsvaart. Hij trouwt in 1867 met Johanna Mulder (1840-1878), jongere zuster van de hiervoor genoemde Jentje Mulder, en vestigt zich na zijn huwelijk als koopman, winkelier en logementhouder aan de Coevorderweg te Balkbrug (thans WIC, Coevorderweg 6). In dit pand was vanaf circa 1823 de bakkerij van Berend Schutterop gevestigd. Diens zoon Jacob Schutterop zette de bakkerij later voort en breidde deze rond 1855 uit met een logement.
Na het overlijden van Van der Vecht werd het logement o.a. voortgezet door Johannes Aarsen (1878-1884), Hermannes Lambertus de Munnink (1886-1913) en Gerhard Johan Duitshof (1915-1922).
Van circa 1845 tot zijn dood in 1882 balkmeester aan de Dedemsvaart. Hij huwde tweemaal en kreeg uit beide huwelijken 12 kinderen waarvan er twee jong overleden. Hij kocht in 1855 twee graven op de vrijgekomen plaats van de oude kerk (nr. 22). Volgens de begraafplaatsadministratie liggen in deze graven Jan Aarsen en zijn kleinzoon Willen Aarsen (ovl. 1883) begraven. Hoewel een zerk ontbreekt mag het graf van de ‘balkmeester’ waaraan Balkbrug zijn naam ontleend toch bijzonder worden genoemd.
Mr. Gijsbert Christiaan jonkheer Junius van Hemert (1822-1887)
Lid van Gedeputeerde Staten van Overijssel, grondeigenaar en vervener op Dalvoorde (Zwolseweg 166) te Balkbrug. Ridder in de orde van de Nederlandse Leeuw en naamgever van de Van Hemertstraat in Balkbrug.
De overlevering wil dat bij het graven van zijn graf resten van de oude kerk naar boven zijn gekomen. Dat is goed mogelijk want zijn graf bevindt zich precies op de plaats van de achtermuur van de oude kerk. Het grafmonument van Junius van Hemert is het meest opvallende op de begraafplaats. Het werd kort na zijn dood opgericht door een speciale commissie die hem daarmee wilde eren.
Over het onderhoud ontstond als snel discussie waarover het notulenboek van de kerkvoogdij[14] de volgende passage bevat: “Er was ingekomen bij Kerkvoogden eene mededeeling der Commissie belast met het plaatsen van een gedenksteen of monument op het graf van Jhr. Mr. G.C. Junius van Hemert, dat zij genoemd monument, zoo pas geplaatst in onderhoud aan Kerkvoogden wenschte op te dragen; met toevoeging van p.m. ƒ100,- uit welke renten daarvan dan het onderhoud zoude plaats hebben. Tegen onvoorwaardelijke overneming bestond nog al eenige oppositie; waarom werd besloten de Commissie het volgende te antwoorden:
“Kerkvoogden hebben, na overleg met Notabelen goedgevonden, om het monument van Jhr. Junius van Hemert te onderhouden, zoolang van de daarbij gevoegde som de rente, en bij gebreke of ontoereikendheid het kapitaal daarvoor voldoende is, en zij het plaatsen van genoemd Kapitaal mogen bewerkstelligen in de spaarbank te Oud-Avereest.”
Dit besluit is aan genoemde Commisssie medegedeeld door den secretaris Kerkvoogd.
Meilof Harms ten Oever (1799-1855)Landbouwer op Groot Oever (huidig adres Groot Oever 8), zoon van Harm Meilofs ten Oever en Vrouwtje Roelofs. Bij deze boerderij hoorde een enorme oppervlakte heideveld en woestegrond, van de Reest via de Kievitshaar tot aan de Beentjesgraven. Zo vestigde zijn zuster Hendrikje zich met haar man Hans Prins op de Kievitshaar.
Meilof Harms ten Oever huwde in 1824 met de uit Ruinerwold afkomstige Hendrikje van Agteren (1804-1888). Na het overlijden van Meilof in 1855 zette zijn vrouw het bedrijf voort met haar dochter Vrougje Meilofs ten Oever (1825-1886) en schoonzoon Jan Koops Oostingh (1814-1886).
Roelof Huizing (1794-1871)
Zoon van Albert Roelofs Huizing en Zwaantje Jans. Landbouwer op Den Huizen (huidig adres Den Huizen 5). Van 1833 tot 1841 raadslid en vanaf 1836 tevens assessor (wethouder) van Avereest. Trouwt in 1826 met Margje Klaas van de Rumpt (1798-1876) uit Meppel.
Het bedrijf werd voortgezet door hun dochter Annigje, gehuwd met Jan Rabbering, en vervolgens door kleindochter Margje Rabbering, gehuwd met Leefert Steenbergen.
Egbert Roelof ten Kate (1809-1889)
Landbouwer op de oudste boerderij op Den Kaat (huidig adres Den Kaat 2). Hij huwde in 1845 met zijn volle nicht Jentje Roelofs Steenbergen (1822-1894) van Zuidwolde. Samen kregen ze negen kinderen, waarvan de grafstenen in hetzelfde blok te vinden zijn[16]. Egbert was maatschappelijk actief als raadslid 1842-1851 en als kerkvoogd. In die laatste hoedanigheid legde hij op 20 maart 1852 de eerste steen van de nieuwe kerk.
Warner ten Kate (1819-1900)
Broer van Egbert Roelofs ten Kate, trouwde in 1841 met Berendina Berends, dochter van de bekende Dedemsvaartse vervener Bonne Berends. Na zijn huwelijk vestigde hij zich als bakker en winkelier aan de Balkbrug, en na zijn dood zette zijn zoon Jan het bedrijf voort.
Roelof Warners ten Kate (1818-1906)Landbouwer op Den Kaat (huidig adres: Den Kaat 4). Trouwde in 1841 met Jentje Frederiks Steenbergen (1820-1885) dochter van Frederik Lucas Steenbergen, burgemeester van Zuidwolde. Van hun zeven kinderen zijn er vijf op de begraafplaats Oud-Avereest begraven. Vier in het ‘Ten Kate-blok’ en dochter Lummigje, gehuwd met Jan Rabbinge, in het het blok dat bij de boerderij Rabbinge hoorde[18].
Roelof Warners ten Kate was zeer lang actief in het openbaar bestuur, van 1855 tot aan 1905 was hij raadslid van de gemeente Avereest en vanaf 1883 ook tevens wethouder. In 1902 vervulde hij ruim drie maanden het waarnemend burgmeesterschap.
Egbert Hendriks Smit (1794-1877)Zijn graf vinden we in blok 54 dat hoort bij de Wheem en de naastgelegen boerderij. Egbert Hendriks Smit wordt geboren op Den Westerhuis, en huwt in 1828 met Jentje Jans Huizing (1802-1863). Zij is een dochter van Jan Jans Huizing van Den Huizen en Hendrikje Klaas Weerties uit De Wheem. Het moet vanwege de afkomst van zijn schoonmoeder zijn geweest dat het stel na hun huwelijk intrek neemt in de boerderij “De Herberg” naast de huidige Wheem in Oud-Avereest .Egbert is landbouwer en bestierde tevens een tapperij annex herberg.
Hun enig kind Trijntje Egberts Smit (1829-1904) huwde met Jan Meilofs ten Oever (1826-1893) en samen zetten zij het bedrijf voort. Ook zij zijn op Oud-Avereest begraven. De boerderij werd daarna achtervolgens bewoont door de families Blom en Krol.
De Stapel
In het zuidwestelijk deel van de begraafplaats liggen drie blokken graven (nrs. 1,2 en 5) die horen bij erven in De Stapel. Het gaat om de drie meest zuidelijke erven in de Stapel (’t Ende, Rooze en Wildschut) die kerkelijk bij Avereest hoorden. De overige erven in de Stapel vielen onder het kerspel van IJhorst[20]. Het erve ’t Ende bestaat nog steeds en is tegenwoordig een bezoekerscentrum van het Drentse Landschap. Hier woonden Lucas Willems Stapel (1831-1926), alias Luuks van ’t Ende, en zijn vrouw Zwaantje van Beugelen (1836-1874) en later hun dochter Klaasje Stapel (1866-1910) en schoonzoon Willem Schoonvelde (1865-1940). Hun graven vinden we in grafnummer 5 op de begraafplaats van Oud-Avereest.
In grafnummer 1 is alleen nog het grafmonument te vinden van de vier maanden oude Jentje (1918) dochter van Jan Roze en Annigje Rabbering. Maar volgens de begraafplaatsadministratie zijn ook diens grootouders Roelof Harms Rooze (1817-1897) en zijn vrouw Aaltje Jans Horstra (1823-1895) hier begraven. Zij woonden op een inmiddels afgebroken boerderij nabij het huidige adres Stapelerweg 14.Ook verdwenen is het zogenoemde Wildschutserve in de Stapel. Deze boerderij werd in 1932/1933 afgebroken en aan de overzijde van de weg opnieuw opgebouwd (huidig adres Stapelerweg 29). Deze boerderij werd aanvankelijk bewoond door Jentje Willems Stapel (1764-1836) van ’t Ende en haar man Jan Snoeken (1764-1828). Zij hadden geen kinderen en daarom nam hun neef Willem Jans Stapel (1796-1863) alias Willem Snoeken de boerderij over. Zijn zoon Jan Stapel (1840-1916) en zijn vrouw Margje van Beugelen (1835-1918) liggen op Oud-Avereest begraven.
Jan Hein (1827-1884)
Jan Hein werd geboren op Den Oosterhuis (huidig adres Den Oosterhuis 10) als zoon van de landbouwer Jan Derks Hein (1778-1857) en Grietje Roelofs Wemmenhove (1788-1856). Zijn vader was jarenlang – van 1825 tot 1846 – raadslid in de gemeente Avereest. Als een van de weinige grote Avereester boeren ging Jan Derks Hein met zijn gezin rond 1840 over naar de Gereformeerde Kerk.
De ouderlijke boerderij werd in 1855 overgenomen door dochter Roelofje Hein (1821-1868) en haar man Jan Koerts Linde (1815-1873). Zijn zoon Jan huwt in 1857 met Jentje Wemmenhove (1835-1858) en verhuist dan naar een nieuw gebouwde boerderij naast de ouderlijke woning (huidige adres Den Oosterhuis 11). Nadat zijn vrouw een paar maanden na de geboorte van hun kind komt te overlijden, huwt Jan voor de tweede maal in 1861 met zijn nicht Jantien Oosterhuis (1834-1913). Uit dat tweede huwelijk worden zeven kinderen geboren. De ongehuwde zoon Jan uit het eerste huwelijk, en diens halfzusters uit het tweede huwelijk Margje, Johanna en Roelofje zetten het bedrijf voort, totdat het in 1923 werd verkocht.
Jan Rabbinge (1838-1912)
Geboren op Rabbinge als zoon van Jan Jans Rabbinge (1801-1846) en Hilligje Jans ten Heuvel (1808-1870). Trouwt in 1863 met Lummigje ten Kate (1843-1919), dochter van Roelof Warners ten Kate, waarbij het stel gaat wonen op een nieuw gebouwde boerderij op Rabbing aan de Drentse kant van de Reest bij Den Kaat (Rabbinge 1.).
Wolter ter Haar (1865-1948)
Geboren te Avereest. Zijn ouders verhuizen tussen 1865 en 1868 naar Zuidwolde en keren in mei 1879 terug naar Avereest (K32). Trouwt in 1889 met Beertje Meesters. Is in 1889 landbouwer en woont dan te Zuidwolde. Landbouwer (1890-1897). Houthandelaar (1899, 1910, 1923). Koopman (1921). Raadslid (2 sept. 1919-1935) en wethouder (11 apr. 1905-1919) te Avereest. Landbouwer, hout- en schorshandelaar. Eerste voorzitter van waterschap het Westerhuizingerveld (1921-1934). Woont in 1910 aan de zuidzijde van de vaart tussen Sluis 5 en Balkbrug. Naamgever van de Wolter ter Haarstraat in Balkbrug.
Familie De KoningGerrit de Koning werd in 1806 geboren in Langerak als zoon van Alexander de Koning, predikant in resp. Langerak, Sliedrecht en Meppel. Zijn zoon studeerde theologie in Utrecht en werd in 1832 na het plotselinge overlijden van ds. Meiling Amshoff beroepen naar Avereest. In datzelfde jaar huwde hij met de Meppelse Aleida Kniphorst. Het gezin kreeg drie kinderen, maar Aleida stierf al in 1853 op 43-jarige leeftijd. Ds. de Koning hertrouwde vervolgens in 1860 met Balida Essers en bij haar kreeg hij nog twee zoons waarvan er één jong stierf.
Zijn zoon Alexander uit het eerste huwelijk trouwde in 1857 met Roelofje Schiphorst Haalweide. Hij was landbouwer en voor hem bouwde zijn vader rond 1870 een nieuwe boerderij aan de Dedemsvaart tussen Sluis 4 en Sluis 5 (huidig adres: Zwolseweg 217).
Alexander de Koning stierf op 10 juli 1890 en diens vrouw Roelofje Schiphorst Haalweide op 20 juni 1904. De boerderij aan de Zwolseweg ging over naar Alexander’s schoonzoon Hendrik Burgmans.
Op de begraafplaats vinden we in het blok van de predikant (nr. 79) de grafstenen van Gerrit’s vrouw Aleida Kniphorst (ovl. 1853), het jong gestorven zoontje Gerrit uit zijn tweede huwelijk (ovl. 1867) en zoon Lambertus uit het eerste huwelijk (ovl. 1887). Het is waarschijnlijk dat ook zijn in 1847 in Avereest overleden moeder Catharina Huijsenbeek hier ligt begraven, maar daarvan is geen grafsteen bewaard gebleven.
Ds. de Koning ging in 1872 na veertig jaar in Avereest te hebben gestaan met emiritaat. Op 15 november van dat jaar vertrok hij met zijn tweede vrouw en jongste zoon naar Amsterdam. Daar zal hij ook zijn overleden en begraven.
Bouwe Zoete (1865-1937)
Ds. Zoete werd in 1903 beroepen in Avereest, voordien stond hij in het Zeeuwse Grijpskerke (1891-1893), Augustinusga (1893-1897) en Lopik (1897-1903). Vijf jaar na zijn komst naar Avereest overleed zijn vrouw Johanna Nonhebel (1866-1908) met wie hij vijf kinderen had gekregen waarvan er één jong was overleden. Zij werd in een pastoriegraf op de begraafplaats van Oud-Avereest begraven. In 1929 overleed zijn jongste dochter Jo (Johanna Aukje) op 24-jarig leeftijd in Hazerswoude, en ook zij werd op Oud-Avereest begraven.
Dominee Zoete zou bijna 30 jaar als predikant in Avereest blijven. In die tijd was hij nauw betrokken bij de oprichting van het Groene Kruis in Avereest en als godsdienstleraar verbonden aan “Veldzicht”. Zijn band met de gemeente werd in 1930 nog sterker toen zijn oudste dochter Trijntje Alegonde Zoete (1893-1975) huwde met Pieter van der Sluijs (1887-19730 predikant in Dedemsvaart van 1923 tot 1952. Ook hun graven zijn in Oud-Avereest te vinden, net als die van dochter Hendriëtte Zoete (1896-1977), pastoraal medewerkster in Utrecht. Ds. Bouwe Zoete zou na zijn emeritaat in 1932 verhuizen naar Zeist. Vijf jaar later overleed hij in Utrecht en kreeg op Oud-Avereest zijn laatste rustplaats[23].
Ik hoop in het voorgaande duidelijk te hebben gemaakt dat de begraafplaats van Oud Avereest om diverse redenen de status van cultuurhistorische monument verdient. De grafindeling in blokken gerelateerd aan de oudste (monumentale) boederijen van Avereest is bijzonder. Waardevol zijn de graven van de boerenfamilies uit het Reestdal en invloedrijke personen uit Balkbrug en Avereest. Ronduit uniek is het feit dat op deze begraafplaats de 13e eeuwse bakermat van Avereest te vinden is, en het is zeer goed mogelijk dat op de begraafplaats nog archeologische resten van die oude kerk te vinden zijn.
Om al deze redenen pleit ik er voor dit deel van de begraafplaats voor het nageslacht te bewaren en te conserveren. Een uniek stukje Reestdal!
Werner ten Kate[1]
[1] Werner ten Kate, Sterremos 10, 2661 MS Bergschenhoek, werner.ten.kate@casema.nl
[2] In het artikel ‘Den luden de Restina’ in Historische Vereniging Avereest, 10e jaargang (1993), nummer 2, blz. 2-12 heb ik destijds de datering en de bewijsvoering rondom de kerkstichtingen van Avereest en IJhorst nader toegelicht.
[3] www.watwaswaar.nl.
[4] Google Earth
[5] Jacob Drent, Bijdrage tot de geschiedenis van Avereest , Dedemsvaart, 1978, blz. 31.
[6] Foto auteur, augustus 2010.
[7] Historisch Centrum Overijssel (HCO), Archief van de hervormde gemeente te Avereest.
[8] Samenstelling auteur.
[9] Tot monument zijn onder andere aangewezen de boerderijen Lutten Oever 6-7, Den Huizen 4,5 en 6, Den Kaat 2, De Wildenberg 1, Oud Avereest 3, 20 en 22, Groot Oever 10 en 11 en Stapelerweg 20.
[10] HCO, Hervormde gemeente Avereest, Notulen Kerkvoogdij en Notabelen, inv. no. 31, 20 april 1855.
[11] Gemeentearchief Hardenberg, Archief gemeente Avereest, ingekomen stukken 12 augustus 1927 (met dank aan dhr. Groenendijk, gemeente Hardenberg).
[12] Beeldbank gemeentearchief Hardenberg, via www.archieven.nl.
[13] Historische Vereniging Avereest, 1996-3, blz. 4.
[14] HCO, Hervormde gemeente Avereest, Notulen Kerkvoogdij en Notabelen, inv. no. 31., 23 september 1888.
[15] Foto auteur, augustus 2010.
[16] Van hun zoon Arent (1858-1886) is geen grafstenen bewaard gebleven, maar hij ligt hier blijkens de begraafplaatsadministratie wel begraven. Bij de jong overleden Roelof (1847-1865) is dat niet zeker.
[17] Beeldbank gemeentearchief Hardenberg, via www.archieven.nl.
[18] Zoon Willem (1851-1922) woonde aan de Langewijk in Dedemsvaart en werd op de begraafplaats Mulderij begraven. Dochter Annigje (1849-1892) huwde met Roelof Steenbergen en werd op Zuidwolde begraven.
[19] Foto Egbert ten Kate Wzn., Balkbrug.
[20] ‘Grensgeval in De Stapel’, ’t Olde Karspel Uitgave van de Historische Vereniging De Wijk-Koekange, 13e jaargang (2010), blz. 3-10.
[21] Foto: Google Earth.
[22] Wim Coster, Tussen Dedemsvaart, Reest, Meppelerdiep en Zwarte Water, Zwolle, 1996, blz. 73.
[23] Necrologie, Leeuwarder Courant, 8 april 1937.