De eerste “Star” (1848-1882)

Bouw

In 1848 bestond het kanaal de Dedemsvaart al weer meer dan 35 jaar, en intussen was de bedrijvigheid langs het kanaal behoorlijk toegenomen. De molen van Den Kaat lag voor deze nieuwe bewoners redelijk excentrisch, en daarom nam molenaar Jan Roelofs ten Kate het initiatief om in de buurt van de Balkbrug een nieuwe molen te bouwen en hij richtte daartoe een verzoek aan de Koning. Daarop beschikte de minister van Financiën positief[i]:

Den Minister van Financiën.
des-Gravenhage, den 31 Maart 1848.

De Minister, beschikkende op een aan Z[ijne] M[ajesteit] ingediend request van Jan ten Kate te Avereest. Gelet op de adviezen van Heeren Gedeputeerde Staten van Overijssel en van den Heer Arronds., Directeur der Directe Belastingen te Zwolle.
Voorts gelet op het Koninklijk Besluit van den 11 April 1844, no.62;
Vergunt bij dezen, uit krachte van des Konings daartoe verstrekte qualificatie aan J.ten Kate voornoemd om overeenkomstig deszelfs verzoek;

  1. in de gemeente Avereest op een stuk gronds, kadastraal bekend in Sectie C, no. 346 een windkorenmolen te bouwen onder bepaling nogtans dat deze vergunning zal worden beschouwd als te zijn ingetrokken, wanneer daarvan na verloopvan een jaar na de
    dagteekening dezer geen gebruik zal zijn gemaakt;
  2. op denzelven molen ook granen te mogen pellen en zulks onder de navolgende bepalingen;
  3. dat deze vergunning aan een volgende eigenaar of huurder van den molen geen regt of aanspraak op gelijke gunst geven zal en dat dezelve zal worden ingetrokken, zoodra daarvan eenig misbruik mogt zijn gemaakt.
  4. dat door den requestrant geene aan den accijns onderworpen granen al ware het ook om die te pellen op zijnen molen zullen mogen ontvangen, dan voorzien van eene quitantie van betaalde accijns, en
  5. dat de requestrant door het genot dezer vergunning zal geacht worden zich ten aanzien der granen op zijne molen ter pelling ontvangen, vrijwillig te hebben onderworpen aan dezelfde boeten en straffen, als bij de wet op het gemaal van den 29 Maart 1833, Stbl. No. 3, zijn vastgesteld met opzigt tot de granen bestemd om te worden vermalen;

zullende mitsdien ook, voor zoover belaste granen worden gepeld, het pelwerk en de daartoe behoorende kaar zoodanig moeten zijn ingerigt dat daarin minstens een zak tegelijk kunne worden uitgestort en mitsdien ook voldaan aan het bepaalde bij de paragrafen 2 en 3 van art. 22 der evengenoemde wet.

De molen werd gebouwd op grond van de familie Ten Kate en werd al op 25 maart 1848 opgeleverd door de oorspronkelijk uit Duitsland afkomstige molenmaker Henricus Otto Schiller (1805-1885) uit Dalfsen[ii]. Het werd een stellingmolen met een gecombineerde koren- en pelinrichting, waarin zowel graan gemalen als gerst tot gort gepeld kon worden.

De molen werd gebouwd aan de uitmonding van de wijk naar de Ommerschans,  en kende de mogelijkheid om met platte schuiten vanuit de wijk naast de molen tot onder de molen te varen.

“De Star” rond 1905. Links naast de molen het muldershuis. Naast de molen de vaart naar de Ommerschans, met onder het kleine lage schuurtje de doorvaart tot onder molen .[iii]


Eigenaar

De eerste “Star” van Balkbrug werd – zoals we al eerder zagen – in 1848 gebouwd door Jan Roelofs ten Kate. De ondergrond waarop de molen werd gebouwd was en bleef gemeenschappelijk eigendom van de familie Ten Kate. Pas bij een boedelscheiding in 1857 verkreeg Jan ten Kate ook de ondergrond van de molen. Toen in 1882 de molen afbrandde was deze weliswaar al in gebruik bij Roelof ten Kate Jzn., maar nog steeds eigendom van vader Jan ten Kate.

Molenaars

Jan Roelofs ten Kate (1848-ca. 1865)

In de eerste jaren van de molen van Balkbrug werkte Jan Roelofs ten Kate zelf als molenaar op de molen. Vanaf circa 1837 was hij al molenaar op de molen van Den Kaat, en vanaf de bouw van de molen in 1848 verplaatst hij zijn werkzaamheden naar Balkbrug. De molen van Den Kaat wordt vanaf dat moment bestiert door een aparte molenaar. Hij blijft zelf actief als molenaar totdat zijn zoon Roelof zo rond 1865 oud genoeg is om het molenaarsvak over te namen, en Jan zich meer op zijn maatschappelijke activiteiten kan richten. Niettemin zal hij nog zeker bij de molen betrokken zijn gebleven.

Roelof ten Kate Jzn. (ca. 1865-1882)

Rond 1865 is Roelof ten Kate Jzn. (1848-1898) oud genoeg om het molenaarsvak van zijn vader over te nemen, hij is dan 17 jaar. Daarnaast is hij ook nog op de boerderij actief, want in 1870 geeft hij ‘landbouwer’ als zijn beroep op, en in 1878 ‘akkerbouwer’. Dat zal dan  vooral op de gronden achter de boerderij van zijn vader tussen de Dedemsvaart en de Haardennen zijn geweest, en op de gronden aan de Coevorderweg waarop hij vanaf zijn huwelijk in 1878 ook zelf gaat wonen.

Molenaarsknechten

Vader en zoon Ten Kate werden in hun molenaarswerk op de molen van Balkbrug veelvuldig bijgestaan door molenaarsnechten, meer dan op de Katingermolen het geval was. Dat zal er mee te maken hebben gehad dat de capaciteit van de molen van Balkbrug groter was dan die van Den Kaat.

De eerste molenaarsknecht die we op de molen van Balkbrug tegenkomen is Johannes Luchies, hij wordt later zelfstandig molenaar op de molen van Den Kaat. Verder zijn een tweetal  leden van de familie Visscher als molenaarsknecht actief. Het gaat daarbij om de broers Albert Visscher (1833-1902)  en Teunis Visscher (1836-1903) zonen van de oorspronkelijk uit Vollenhove afkomstige in Balkbrug woonachtige arbeider, landbouwer en in later jaren ook vervener Jacob Visscher (1806-1886). De ongehuwde Albert Visscher wordt vermeld als molenaarsknecht in 1850 en in 1860, tien jaar later treedt hij op als vervener. Zij broer Teunis werkt van april 1854 tot maart 1856 op de molen van Meeuwes Robaard in Hoogeveen, en in 1859 wordt ook hij als molenaarsknecht in Balkbrug vermeld. Teunis Visscher trouwt in 1865 en is daarna vele decennia werkzaam als klompenmaken aan de Coevorderweg.

In 1863 vinden we dan nog de in Ruinerwold geboren molenaarsknecht Arend van den Berg (1841-1906). Hij is maar kort in Balkbrug actief, want in 1867 is hij molenaarsknecht in Meppel en in 1870 molenaar in Westerbork. Later werkt hij nog als sluiswachter in Dalen en als arbeider in Emmen.

Brand

Op zaterdagavond  25 maart 1882 slaat voor “de Star” het noodlot toe, zoals blijkt uit het volgende krantenbericht[iv]:

 

Uit dit krantenbericht mogen we opmaken dat er na de blikseminslag en daaropvolgende twee uur durende brand niet veel meer van de molen overgebleven zal zijn. Mogelijk stond een deel van de onderbouw nog wel overeind, maar dat zal vanwege de hitte en waterschade weinig bruikbaar meer geweest zijn. Daarmee kwam aan de eerste “Star” na 34 jaar een einde.

 

[i]         Veel materiaal over de Star in Balkbrug is ontleend aan de geschriften van Albert Piel (te raadplegen via www.hvavereest.nl)

[ii]        www.molendatabase.org, aangevuld met gegevens van www.genlias.nl.

[iii]       www.archieven.nl

[iv]        Nieuws van den Dag, Kleine Courant, 28 maart 1882