Wildenberg

“De Wildenberg”

De Wildenberg komt voor in de oudste leenregister van de bisschoppen van Utrecht. In 1379[1] wordt Arend Huys, heer van Ruinen, onder meer beleend met “Die guede geheten toe Weestersche toe Wildenberghe, als die gelegen syn, mit alle hoeren tobehoeren in den kerspel van Averriesen”. In datzelfde register wordt Jan Rutgherssoen vermeld als leenman die is beleend met “dien tienden, die gheleghen is ter Overreesten over die drie Westerste Huyse”.

Aan het einde veertiende eeuw waren er dus drie ‘Westerse huisen’, waarvan de Wildenberg er één was. De twee andere kennen we vandaag de dag nog steeds als de buurtschap ‘Den Westerhuis’. Daarmee behoorde De Wildenberg samen met Den Westerhuis tot de oudste erven langs de Reest.

In de eeuwen die volgen worden de opeenvolgende heren van Ruinen telkens beleend met de Wildenberg. Deze beleningen vonden plaats door de bisschoppen van Utrecht, en na de reformatie door de Staten van Overijssel als leenheer. Achtereenvolgens gaat het om:

  • Arend Huys van Ruinen (1379, 1393)
  • Johan van Ruinen, zoon van Arend Huys (1397)
  • Johanna van Ruinen, dochter van Johan van Ruinen en vrouw van Berend van Munster (ca. 1411, 1434, 1444, 1457, 1465)
  • Hendrik van Munster, zoon van Berend van Munster (1478, 1497),
  • Berend van Munster, zoon van Hendrik van Munster (1510, 1517)
  • Hendrik van Munster, zoon van Berend van Munster (1545, 1556)
  • Hendrik van Munster, zoon van Hendrik van Munster (1603)
  • Hendrik Munster Wilhelm van Bernsau, kleinzoon van Hendrik van Munster (1635, 1651)
  • Margaretha Geertruid Maria Bernsau, dochter van Hendrik Munster Wilhelm van Bernsau en gehuwd met Frans Caspar Adriaan graaf van Schellard tot Obbendorf (1681)
  • Willem Adriaan markies van en tot Hoensbroek, mede namens zijn vrouw Elisabeth Henriette gravin van Schellard, dochter van Frans Caspar Adriaan graaf van Schellard tot Obbendorf heer van Ruinen (1704)
  • Frans Arnold markies van en tot Hoensbroek, zoon van Willem Adriaan markies van en tot Hoensbroek (1740)
  • Lotharius Fransciscus markies van en tot Hoensbroek, zoon van Frans Arnold markies van en tot Hoensbroek (1760)

In 1768 werd de heerlijkheid Ruinen verkocht en komt De Wildenberg niet langer voor in de leenregisters.

Eigenaren van de Wildenberg

De heren van Ruinen hielden de Wildenberg in leen van de Utrechtse bisschoppen, maar op haar beurt gaven zij de Wildenberg weer uit in achterleen aan leden van de familie Van den Clooster die als feitelijk eigenaar optraden.
10-3-1465     Roloff van Laer heer te Ruynen en Johanna vrouwe van Ruynen verklaren, Johan van den Cloester te hebben beleend met de erven to den Wildenborge en de Bullinge, 1 hoeve land op Suytwolde in den Erlle, eene rente van 18 mudden rogge uit een erf op de Oeverrieste, bewoond door Johan Ffocken, en voorts met alle goederen die Reynolt van den Cloester van hem in leen hield.
(bron archief Heerlijkheid Ruinen, regest 3)

Reinold van den Clooster tot de Havehorst (ovl. voor 1465) wordt in 1448 en 1458 samen met zijn broer Roelof vermeld als heer van de Havixhorst. Na zijn overlijden wordt zijn zoon Johan van den Clooster tot de Havehorst (1415-1490) dus beleend met de Wildenberg. Johan van den Clooster had waarschijnlijk geen kinderen en zijn bezittingen gingen over aan zijn jongste broer Herman.

In de periode 15e eeuw tot 1630 waren achtereenvolgens de volgende leden van de familie Van den Clooster tot de Havixhorst eigenaar van de Wildenberg, als leen van de heren van Ruinen en als achterleen van de bisschoppen van Utrecht resp. de provincie Overijssel.

Herman van den Clooster tot de Havehorst, (ca. 1440- ca. 1495), vermeld 1461-1491
Reinold van den Clooster tot de Havehorst (ca. 1475-ca. 1552)
Johan van den Clooster ter Havehorst ovl. ca. 1588, vermeld 1550-1586
Reinold van den Clooster ter Haverhorst, ovl. 1621, vermeld 1580-1618
Reinold van den Clooster ter Haverhorst, ovl. 1627, vermeld 1604-1625
Agnes van den Clooster gehuwd met Herman van Munster (ca. 1575-ca. 1639)
Reinolt van Munster ter Havixhorst (ca. 1620- na 1667)

1630            Grondschatting Zuidwolde (OSA 841)
Albert ten Wildenbarch als meijer van sijn erve toebehoerende ter Haverhorst op 3000 dall. ƒ 15-0-0

Uit dit register van de grondschatting blijkt dat in 1630 de Wildenberg nog steeds in het bezit is van de eigenaren van de Havixhorst. Op dat moment is dat Herman van Munster tot de Havixhorst (ca. 1575-ca. 1639) weduwnaar van Agnes van den Clooster (ca. 1575- ca. 1628) .
Hij heeft rond die tijd financiële problemen, en daarom vraagt hij in 1631 toestemming aan de Etstoel van Drenthe bezittingen van hem en zijn minderjarige kinderen te mogen verkopen: “Harmen van Munster ter Havixhorst, versoekende authorisatie, om te mogen vercopen eenige ongelegene, ende minst profijt doende goederen, om daermede de Havixhorst ende d’andere principaele ende best gelegenste goederen te vrijen.” De Etstoel gaat daarmee akkoord. Waarschijnlijk is in deze periode ook De Wildenberg verkocht.

1649            Akte van belening door Henrick Munster Wilhelm van Bernsaw, heer van Ruinen, van Reinolt van Munster tot de Havixhorst met het erve Braemscamp vóór de Havixhorst in plaats van een deel van het erve Wildenberg; 1649
(Bron: Drents Archief, Archief Havixhorst, inv. nr. 5).

In het midden van de 17e eeuw werd de Wildenberg verkocht. Het is niet precies duidelijk door wie (de familie Van den Clooster of de heren Van Ruinen) en aan wie (de familie Nijsingh of aan de Landschap Drenthe). In ieder geval treedt Lucas Nijsingh (1645-1720), landschrijver en secretaris van de Landschap Drenthe in 1679 op als verkoper van de Wildenberg. Hij kan de Wildenberg in privé bezit hebben gehad, maar het is ook mogelijk dat hij optrad namens de Landschap Drenthe.

1679            Roelof Steenbergen brouwer op Zuidwolde koopt het erf op 10 maart 1679 van de provincie Drenthe (Schultegerecht Zuidwolde, inv.nr. 91.1, blz. 20). Als stoklegger namens de verkopende partij treedt Lucas Nijsingh op.

1682 den 20 junij geprothocolleert

Anno 1681 den 15 augusti heeft de heer secretaris Nijsingh den stock gelegt aen Roeloff Steenbergen brouwer op Suitwolde van seecker erve ende goet genaemt den Wildenberch. Ingevolgde de mijncedule daer van sijnde in dato den 10 martij 1679 voor de schultus Willem Camerlingh ende twie erffbuiren de waren Jan Lefferts Santinge ende Coop ten Heuvel tot Steenberch ende an denselve daerunder transport ende overdracht gedaen. Actum Suitwolde ut supra. /was gerekent/

Roelof Steenbergen (ca. 1630-voor 1714), brouwer op Zuidwolde, gehuwd met Margje Willems.

1681            Roelof Steenbergen, brouwer op Zuidwolde (Etstoel 24/357)

Roelof Steenbergen (ca. 1660- voor 1701), woont op Zuidwolde, gehuwd met Annigje Alberts ten Heuvel (overleden na 1731). Hij koopt in 1697 ook het erf Rabbinge. Annigje Alberts ten Heuvel verzoekt in 1712 aan de Etstoel om een molen nabij de Wildenberg te mogen bouwen, hetgeen wordt afgewezen.

1712            Etstoel, Deel/folio/datum 38/499/28-6-1712
Verzoeker: weduwe van jonge Roeloff Steenbargen
Onderwerp: timmeren van een molen
Inhoud: verzoek toestemming tot timmeren van een molen aan de Reest omtrent de Wildenberg op Drentse bodem. Hiertegen komt verzet van Geert Arents, mulder te Zuidwolde die denkt grote schade hiervan te ondervinden. Zijn vader was in de oorlogsjaren de molen al afgebrand en nu zou er voor de tweede maal inkomsten verdwijnen. Ook de molenaar van de Dickninger molen heeft bezwaren.
Bijzonderheden: Niet toegestaan

Willem Roelofs Steenbergen (ca. 1690-na 1734), gehuwd met Femmigje Willems, woont vanaf zijn huwelijk in 1714 op de Veldkamp in De Wijk.

1752            Schulte Roelof Steenbergen van Havelte wordt vermeld als (mede) eigenaar van de Wildenberg (Etstoel deel/folio/datum 50/184/4-7-1752). Hij is een broer van Willem Roelofs Steenbergen op de Veldkamp.

Roelof Willems Steenbergen (1729-1804) gehuwd met Karsje Meeuwes, woont op de Veldkamp. Na zijn dood is De Wildenberg eigendom van zijn erfgenamen: Femmigje Jans Schiphorst, weduwe van Willem Roelofs Steenbergen en hertrouwd met Jan Lucas Steenbergen; Arend Koops Schoonvelde, weduwnaar van Femmigje Roelofs Steenbergen en Meeuwes Roelofs Steenbergen.
1807            (bron OSA 1513.45, Kohieren van de vaste goederen in de kerspelen van Drente, Zuidwolde, maart/april 1807, blz. 176)

Mewes Roelof Steenbergen en consorten op de Veldkamp, eigenaren
huis en hof
bouwland aan de oostkant van het huis
bouwland aan de westkant van het huis
de boekweiten kamp
het sijtmaatjen
de stalmaat
de heurink
de grote weyde
de guste weyde
de koeweyde
1/3 van twee waardelen in de markte van Rabberinge en de Wildenberg

Bij de verdeling van deze boedel zal het erve Wildenberg zijn toebedeeld aan Arend Koops Schoonvelde (1754-1822) weduwnaar van Femmigje Roelofs Steenbergen (1761-ca. 1793) en hun dochter Klaasje Arends Schoonvelde.

1812            Bij  akte op 4 februari 1812 voor notaris L. Vos te Meppel verleden wordt er door de weduwe Lammigje Jans Steenbergen-Nijsingh i.v.m. haar hertrouwen met Pieter Berghuis (1759-1838) een inventaris van de bezittingen opgemaakt, waartoe behoort het aandeel in de boerderij op de Wildenberg.
(In het repertorium van notaris Lucas Vos: Lammegien Nijsingh á Veltkamp commune De Wijk inventaire de possede par feu M. Steenbergen)

1832            Hendrik Jacobs Brouwer (1790-1864), gehuwd met Klaasje Arends Schoonvelde (1791-1867)

Karsje Brouwer (1829-1919), dochter van Hendrik Jacobs Brouwer, gehuwd met Egbert Kornelis Derks (1826-1894).

1920            De erven wed. E.C. Derks te Ruinerwold veilen het erf in het voorjaar van 1920. Het erf de Wildenberg wordt dan gekocht door de pachter Albert Zantinge (1849-1933). De heidevelden rondom de Wildenberg worden aangekocht door de familie Ter Kuile.

Overijsselsche courant, 12 februari 1920

eigenaren vanaf 1920:

Albert Zanting (1849-1933)
Geert Zanting (1881-1952)
Albert Zanting (1920-2015)
Henk Zanting (1954). Hij verkoopt de boerderij in 1999 aan het Drentse Landschap en verhuist naar Fort.

Bewoners van de Wildenberg

Tot 1920 werd de Wildenberg door de eigenaren – die het erf op hun beurt in leen en achterleen hielden – verpacht aan de bewoners van het erf. Zij waren het die het boerenbedrijf op de Wildenberg uitoefenden, sommigen voor kortere tijd, maar anderen meerdere generaties lang.
De eerste bewoner van de Wildenberg treffen we aan in het midden van de 15e eeuw.

1446            “In den jaer ons heren dusent vierhundert sess ende viertich des donresdaghes nae onser liever Vruwendach assumptio” (19 augustus 1446).
Johanna van Runen, met Roloff van den Laer, haar man, als haar momber, verklaart in aanwezigheid van Roleff Wildenberch, Johan ten Ulen en Albert Bijsuden als buren van Drucht in Zuetwolde, dat zij aan de prior en het convent van het regulierenklooster to Belheem in Zwolle hebben verkocht:

–    1/3 van 3 ongescheiden hoeven vrij eigen land, die zij van haar moeder geërfd heeft, waarvan de overige 2/3 aan Steven van Runen toebehoren en die de erfgenamen van Rolef Dunnyng in pacht hebben en die in de marke van Drucht in het kerspel van Zuutwoelde gelegen zijn.

–    1/3 van een jaarlijkse pacht van 11 mud rogge, die ieder jaar door Johan ten Stapel opgebracht dient te worden voor het vrij eigen en goed, Venyngh genaamd, dat bij Echtenerbroke in de marke van Drucht in het kerspel van Zuutwolde gelegen is en waarvan de resterende 2/3 eveneens aan Steven van Runen haar oom, toebehoren en die verhaald kunnen worden op het erve en goe van Johan ten Stapel, ten Stapel genaamd, dat in het kerspel van Averreest in Drenthe gelegen is.

(bron: Zwolse Regesten, nr. 1945, Origineel in GA Zwolle, inv. no. KA001, Cartularium, Bethlehemklooster Zwolle, fol. 60-60v.)

In deze akte treedt Roelof Wildenberg op als een van de getuigen bij de verkoop van onroerend goed door Johanna van Runen.

1575            Goesprake geholden tho Beylen opten vii Martii Anno 1575
Zuytwolde Zuydtende
Dat verbot van Jan van Steenwyck an Henrick ten Wildenberch in mueden gebleven etc.

(bron: Goorspraken van Drenthe, 1572-1577, 7 maart 1575, blz. 224)

Een goorspraak kan worden gezien als rechtbank in eerste aanleg, die gehouden werd in een buurtschap en waarbij de buren onderling rechtspreken en beroep mogelijk was op de Etstoel van Drenthe. Uit deze summiere aantekening in de registers van de goorspraken van Drenthe wordt niet duidelijk waar deze zaak inhoudelijk betrekking op heeft. Kennelijk is er eerder een uitspraak geweest waarin Jan van Steenwijk aan Hendrik ten Wildenberg iets heeft laten verbieden. Dat verbod blijft in kracht.
Jan van Steenwijk (ca. 1532-1610) woonde op de Groote Scheere tussen Gramsbergen en Coevorden. Hij bezat veel onroerend goed in Drenthe en Overijssel, waaronder een erf en tienden in de buurtschap Den Huizen onder Avereest.

1577            Goespraecke geholden tot Beylen opten xxien junii Anno 1577
Zuytwolde Zuytende

Jan Gheerts then Olde claecht over Henrick then Willebarch und Wolter toe Rabberinge, dat sie den waterloep und waterwech dammen, hoer marcke daermet beschedigen, dat men daer oick niet doer kan koemen. De beklaechden absent, elck op XV marck. De buiren van Wisser vertuigen de beklaechden op eenen gewalt, soe vaecke als sie de wateringe dammen oft stoppen, oft sullen bewysen, als lantrecht is, dat de wateringe daer niet hen en hoert; alsdan de claegers op eene onrechte clachte.
(bron: Goorspraken van Drenthe, 1572-1577, 21 juni 1577, blz. 414)

Jan Geerts van Nolde klaagt dat Hendrik ten Wildenberg en Wolter toe Rabberinge een waterloop afdammen, waardoor de gebruikers van de marke van Nolde schade ondervinden. De beklaagden zijn absent en krijgen daarom ieder een boete van 15 mark. De buren van Wijster – die in deze zaak rechtspreken – beslissen dat het afdammen niet is toegestaan, behalve als bewijs geleverd kan worden dat het water niet behoort te lopen zoals de eiser stelt.
De waterloop die hier wordt genoemd moet de Reest wel zijn. Bij het afdammen van de Reest ter hoogte van Rabbinge en de Wildenberg ontstaat er bovenstrooms wateroverlast, en aan Drentse zijde behoren die gronden toe aan de bewoners van Nolde. De meest logische verklaring voor het afdammen van de Reest is dat Rabbinge en de Wildenberg een aalstal in de Reest hadden aangebracht. Een aalstal is een houten constructie om paling te kunnen vangen, maar waardoor ook het water enigszins wordt opgestuwd.

De mogelijke locatie van deze aalstal is door gebruik te maken van een tweetal bronnen te traceren. In de eerste plaats laat het kadastrale minuutplan van 1832 bij de Wildenberg een opvallende ‘uitstulping’ in de Reest zien, die gelet op de vorm duidelijk door menselijke invloed is ontstaan.

Minuutplan 1832, met de locatie van de aalstal.

Uit 1648 kennen we een lijst met hooilanden langs de Reest en hun namen (zie hierna onder 1648). Het perceel dat grenst aan deze locatie kent het toponiem “Stalmaat” Een meer dan duidelijke verwijzing naar een aalstal op deze locatie!
1612            Register van de bezaaide landen, Zuidwolde:
Jan ten Wildenbarch, 12 mud

1630            Hoofdgeld (impost op gemaal) Zuidwolde (OSA 841.1):
Albert ten Wijldenberg, 9 personen, ƒ 3-12-0
1630            Grondschatting Zuidwolde (OSA 841.2)
Albert ten Wildenbarch als meijer van sijn erve toebehoerende ter Haverhorst op 3000 dall. ƒ 15-0-0
1632            Albert ten Wildenberg (Etstoel)


Deel/folio/datum 8/190/4-6-1632

Eiser: Claes Colck burger te Hasselt

Verweerder: Harmen ten Heuvel, Roelof te Nolde, Arent Veeninge, Roelof Santinge,

Albert ten Wildenberch, Geert in de Druchte en Willem Steenberge als olde

gezworenen te Zuidwolde

Onderwerp: afschutten

Inhoud: eiser zou zijn afgeschut van zijn erf te Veeninge. Hij wil terugbetaling van

zijn schutgeld. Eiser krijgt gelijk.

1640            Meting van de bezaaide en woeste landen, Zuidwolde (OSA 845.305, blz. 15)

Rabberinge ende den Wildenberch onder Suidtwolde

Caerte ende Register vande esschen ende bouwlanden gehoorende tot Rabberinge ende den Wildenberch onder Suijdtwolde.

De noordelijke es van de Wildenberg (1640). Linksboven “t huijs ten Wijlden Barge”

De zuidelijke es van de Wildenberg (letter E) en de es van Rabbinge (letter D) (1640).

Die essche van den Wilden Barge geteickent met letter E is groet int geheel 12 mude 3 schepel en 2 spint
ende letter F is groet int geheel 10 mude 3 schepel en 1 ½ spint
Compt samen 23 mude 2 schepel en 3 ½ spint.
Daer moet af voet woest uijt lettrer E 2 mude 2 schepel
en ¼ spint ende uijt letter F 2 mude en 1 ¼ spint Blieft
dan voert gene is bevonden so geseijde als in stopel 19-0-2
het welcke bij Albert ter Wijldenbarge wort gebruickt wijt
gesecht een mude landt gebruickt die pastoor van Over Eest
als voeren. Bij mij ondergeschreven Carst Pieters. 1640.

De afstanden zijn door landmeter Carst Pieters uitgedruk in roeden en voeten, waarbij er 213 roeden van 14 voet in een mud gaan.

1 roede = 4,116 meter

1 voet = 0,294 meter

1 mud = 0.3608 hectare

1 schepel = ¼ mud = 0.0902 hectare

1 spint = ¼ schepel = 0.0225 hectare

De noordelijke Wildenberger es heeft in 1640 een grootte van 10 mud, 3 schepel en 1 ½ spint en is dus 3.91.30 hectare groot. De zuidelijke es heeft een oppervlakte van 12 mud, 3 schepen 2 spint = 4.64.59 hectare.

Hoewel het kaartmateriaal uit 1640 niet helemaal zuiver op schaal is weergegeven, is het mogelijk om het te projecteren op een hedendaagse luchtfoto. Daarmee wordt de ligging van de Wildenberger essen duidelijk.


De noordelijke es komt nagenoeg overeen met het bouwland dat ook nu nog net ten noorden van de Wildenberg aanwezig is. De es was in de 17e eeuw wel wat groter dan nu, zowel een stukje groenland ten noorden als ten zuiden van het bouwland maakten er destijds deel van uit.
De zuidelijke es ligt ten zuiden van het kerkpad en sloot aan op de es van Rabbinge. Het grootste deel ervan bestaat tegenwoordig uit bos. Waarschijnlijk is dit deel van de es in de tweede helft van de 19e eeuw bebost. In die periode werd in zuid-west Drenthe op redelijke schaal bouwland omgezet in – met name – eikenhakhout. De schors van het eikenhout werd gebruikt om looizuur uit te winnen ten behoeve van de leerlooierij.


Op deze hoogtekaart (AHN 2017) is goed te zien hoe de noordelijke Wildenberger es hoger ligt dan het omliggende landschap. In rode contour de omtrek van de es zoals deze op de kaart uit 1640 is weergegeven.

Ook de zuidelijke Wildenberger es is op de hoogtekaart goed te herkennen. Duidelijk is te zien hoe deze aan de zuidzijde aansluit op het bouwland zoals dat door de boeren van Rabbinge werd gebruikt. Het kleine perceeltje op de es naast het kerkpad dat niet tot de Wildeberg behoorde werd gebruikt door de predikant van Avereest. Het werd destijds aangeduid als ‘papenland’. Ook dit perceeltje bestaat tegenwoordig uit bos.

 1641            Grondschatting Zuidwolde (OSA 845.305)
Albert ten Wilden Barge

Albert ten Wilden Barge     4-2-1 ½                               19-0-2-2

 (woest: mud-schepel-spint)   (gesaeij: mud-schepel-spint-voet)   

1642            Grondschatting Zuidwolde 23 maart 1642 (OSA 845.306):
Albert ten Wildenberch

Albert ten Wildenberch 19 mud gesaeijs,                                            760-0-0
waeronder de pastor van Overeest 3 schepels heeft                           67-0-0
4 ½ mudde woest
7 ¼ dachmaat hoijland                                                                      942-0-0
Een halve opslach schapedrift, 4 peerden en seven koijen weijden      1310-0-0
huis ende hoff                                                                                   500-0-0

1645            Grondschatting Zuidwolde, hooi- en groenlanden, 7 februari 1645 (OSA 845.307)
Albert ten Wildenberghe

Albert ten Wildenberghe 7 ¼ dachwerk hoijlant op de Rieste gelegen als oock het Rabberinge
1645            Grondschatting Zuidwolde, 8 juni 1645 (OSA 845.308):
Albert ten Wildenbergh

Albert ten Wildenberch huijs
7 gebint 24 voet wijt
schuijre ende schot 5 gebint sonder
hoff geestimeert op                                                                            625-0-0

1646            Grondschatting Zuidwolde, 19 januari 1646 (OSA 845.310)
Albert ten Wildenbarch

Albert ten Wildenbarch 19 mud gesaeij                                               1013-0-0
waer onder den pastor van Overeest 3 schepel heeft                          120-0-0
4 ½ mud woest
De halve opslach Schapedrift, 4 peerden
ende 7 koeijen weijden                                                                       1834-0-0
7 ¼ dachwerk hoijlant                                                                        1450-0-0
huis en hoff                                                                                       216-0-0

                                                                                                                           4633-0-0

1646            Grondschatting Zuidwolde, huizen en hoven, 19 mei 1646 (OSA 845.309)
Albert ten Wildenbergh

Albert ten Wildenbergh huijs 7 gebint                                                  210-0-0

                   gooren 0-0-2                                                                                     6-0-0

                   heeft geen hoff

                                                                                                                           216-0-0

1648            Grondschatting Zuidwolde, hooilanden, 1648 (OSA 845.311)
Albert Jans Wildenberch

Albert Jans Wildenberch                                               (dachmaet, roeden, 1/10)
no. 87          d sijmaet hoijlant                                       1-70-0
no. 90          d stalmaet                                                 2-40-0
no. 91          d nuerden                                                  1 ¼ -52-3
no. 92          groote weijde                                            1 ¼ -41-7

Verder nog als groenland bij de Wildenberg:
no. 88          pastorijen lant tot Oofriest                          ¾ – 67 – 8

no .89          Jan Harmen op Oofriest
meijer van den pastoor,

 d drentsche maechien                                1-12-5
no. 92          Wolter t Rabbrijnge d groote weijde            1 ¼ – 41 – 7
no. 92          Dirck t Rabbrijnge d groote weijde              1 ¼ – 41 – 7

Luchtfoto met daarop aangegeven de hooilandenen bij de Wildenberg met toponiem zoals die voorkomen in de lijst met hooilanden van 1648.

1654            Grondschatting Zuidwolde (OSA 845.312)

Albert ten Wildenbarch 18 ¼ mud gesaij                       997
3 ½ mud woest                                                             94
6 dachwerk hoijlant aldaer                                          1200
½ opslach schaep drift 4 peerd en 7 koyen weyde       1834
huys en hoff                                                                216

                                                                                                   4341

Albert Jans Wildenberg die wordt vermeld in de periode 1612-1654 moet wel een zoon zijn van Jan Wildenberg die in 1612 wordt genoemd. Hij is nog in leven in 1668/1669 want in het trouwboek van IJhorst vinden we het huwelijk van zijn zonen Cornelis en Jan:

“1668 den 14 maart, Cornelis Alberts J.G. soon van Albert Jans op den Wildenberch op de Overreest met Aeltjen Berents, J.D. van Berent Henricks in de IJhorst. Cop. in Ihorst den 5 aprilis.”

“1669 den 27 november. Jan Alberts, J.G. soon van Albert Janss op den Wildenberch met Grietjen Henricks, wed. van wijlen Derck Jans op de Averlanckhorst. Cop. den 19 december in IJhorst”.

Drie jaar later woont hij niet meer op de Wildenberg, want dan vinden we:

1672            Haardstedengeld Zuidwolde:
Jan Pieters Wildenberg, ½ erf

Jan Pieters Wildenberg (ca. 1640-voor 1692). Hij heeft ten minste drie kinderen:
–    Grietje Jans, die in 1692 trouwt met Frens Jans uit Havelte;
–    Margje Jans, trouwt in 1702 in IJhorst met Paul Willems Maneveld;

–    Jacob Jans, trouwt in 1716 in IJhorst met Grietje Hendriks.

Mogelijk is ook Roelof Jans die vanaf 1742 op de Wildenberg wordt vermeld een zoon van hem.
1679            Albert Peters ten Wildenberg en Jan Peters ten Wildenberg (Etstoel, faillissement)
tevens genoemd als crediteur: Jan Alberts Wildenbarch

Debiteur: Albert Peters ten Wildenbarch en Jan Peters ten Wildenbarch

Crediteuren: advocaat Luininck en Peter Budde 12-12-0 (kosten boedel); schatbeurder

op Zuidwolde [niet ingevuld]; Albert Hindricks 39-0-0 (jaar dienstbodenloon); Luichien Everts 40-10-0 (jaar dienstbodenloon); Luichien Everts 86-3-8 (1½ jaar dienstbodenloon); Jan Alberts Wildenbarch 20-8-0 (verdiend loon); kinderen van Claes Jannes van der Veen als erfgenamen van Albert Claes Ymker 100-0-0 (restant van een obligatie d.d. 17-5-1657 met 18-0-0 rente); Jan Geerts van Echten 500 goudgulden of 700-0-0 (obligatie d.d. 34-5-1664 met 84-0-0 rente); Jan Roeloffs wever 400-0-0 (obligatie d.d. 11-11-1664 met 48-0-0 rente); erfgenamen van secretaris Waeteram 2000-0-0 (obligatie d.d. 13-6-1670 met 360-0-0 rente); de weduwe van Roeloff Jans Eppinge 100 goudgulden als restant van een groter bedrag (obligatie d.d. 14-5-1664 met 18-18-0 rente); erfgenamen van Albert Claes Ymker 50 goudgulden of 70-0-0 (obligatie d.d. 7-7-1656, zijnde ouderlijke lasten); weduwe van Jan Puister te Meppel 100 goudgulden of 140-0-0 (obligatie d.d. mei 1669); Koop Schonevelde 230 goudgulden of 322-0-0 (obligatie d.d. 4-1-1675)

Onderwerp: grasvellige boedel
(Bron Etstoel, deel/folio/datum 24/97/17-6-1679)

Albert Peters ten Wildeberg en Jan Peters ten Wildenberch – waarschijnlijk broers – worden failliet verklaard waarbij een lijst met crediteure wordt opgemaakt. Opvallend is dat de vorige bewoner van de Wildenberg Jan Alberts een vordering op hen heeft van 20 gulden en 8 stuivers wegens verdiend loon.

1691-1694    Jan ten Wildenberg, 3 peerden

1695            Onderwerp: boedelbeschrijvingen
Inhoud: er zijn boedelbeschrijvingen gedaan van: o.a. Wildenbarch te Zuidwolde
.
(Bron: Etstoel, deel/folio/datum, 31/170/12-11-1695)

Boedelbeschrijvingen werden doorgaans gemaakt als iemand kwam te overlijden en wilde hertrouwen terwijl er nog minderjarige kinderen waren. Jan Pieters ten Wildenberg of zijn vrouw zal dus in 1695 zijn overleden.

1711            Erfgenamen Jan Pieters ten Wildenberg

Eiser: Harm Ybinge
Verweerder: erfgenamen Jan Pieters ten Wildenberg
Onderwerp: panding
Inhoud: 27-0-0, zijnde drie jaar rente over een bedrag van 200-0-0 volgens obligatie van 10-3-1682
Andere namen: Albert Jacobs en zijn vrouw Trijntien Harms Ibinge, wonend in een huis aan de Kerkstege [te Hoogeveen].
(Bron: Etstoel, deel/folio/datum 38/441/8-12-1711)

1742            Haardstedengeld Zuidwolde:
Roelof Wildenberg, ½ schapendrift, heeft nu 5 paarden

Roelof Jans Wildenberg trouwt op 9 april 1718 in IJhorst met Trijntje Arents (geboren 1688), dochter van Arend Berends en Grietje Roelofs van de Hoogenkamp in IJhorst. Bij zijn huwelijk wordt Roelof Jans aangeduid als jongeman van de Oshaar.
Van hen zijn twee dochters bekend:

–    Grietje Roelofs, trouwt in maart 1749 met Albert Berends Donker(broek), broer van Evert Berends Donker schoolmeester in Avereest

–    Aaltje Roelofs, verneld in 1752.

Mogelijk is ook Annigje Roelofs, man van de Hendrik Jacobs die vanaf 1753 op de Wildenberg woont, een dochter van hen.

1752            Roelof Jans op den Wildenbarg

Eiser: Albert Berents te Avereest op Rabberinge, weduwnaar van Grietijn Roelofs, dochter van Roelof Jans op den Wildenbarg en diens vrouw Trijntijn Arens
Verweerder: Roelof Jans op den Wildenbarg en namens zijn vrouw Trijntijn Arens
Onderwerp: betaling 150-0-0
Inhoud: wegens huwelijkscontract d.d. 22-3-1749
(Bron: Etstoel, deel/folio/datum 50/142v/4-7-1752)

Eiser: Albert Berents op Rabberinge
Verweerder: Roelof Jans op de Wildenbergh
Onderwerp: accoord in geschil
Inhoud: Roelof Jans zal betalen 175-0-0 en de eisen van verweerders dochter Aaltien Roelofs tegen eiser worden teruggetrokken
Andere namen: commissie: Jan Tijmens, Jan Eltinge, R. Lamberts, Albert Steenbergen. J. Kymmel
(Bron: Etstoel, deel/folio/datum 50/184/4-7-1752)

Eiser: Eevert Berents, koster en schoolmeester te Avereest
Verweerder: Aaltijn Roelofs, thans meerderjarige dochter van Roelof Jans en Trijntijn Arents op den Wildenborgh onder Zuidwolde
Onderwerp: trouwbeloften
Inhoud: Volgens eiser was het huwelijk nog niet gesloten wegens het overlijden van de zuster van verweerder. Verweerder krijgt gelijk.
Andere namen: advocaat Toppinga namens eiser
(bron: Etstoel, deel/folio/datum 50/158/4-7-1752)
Hendrik Jacobs (1724-ca. 1795) uit de Oosterwijk (De Wijk) trouwt circa 1753 met Annigje Roelofs (ca. 1722-na 1797) – mogelijk dochter van Roelof Jans Wildenberg – en woont vanaf zijn huwelijk op De Wildenberg. Zij krijgen samen zes kinderen: Grietje (1756), Femmigje (1758), Jacob (1760), Annigje (1763), Roelofje (1766) en Jantje (1769).
Hij komt nog voor in her haardstedenregister van 1794, terwijl zijn vrouw in 1797 als 75-jarige weduwe wordt vermeld. Hendrik Jacobs is dus rond 1795 overleden.


Handtekening Hendrik Jacobs (1779)

1754            Haardstedengeld Zuidwolde:
Hendrik Jacobs te Wildenberg houdende 2 paarden heeft ½ schaapdrift int velt

1764            Haardstedengeld Zuidwolde:
Hendrik Jacobs op den Wildenberg, houdende 2 peerden, is groot in ‘t veld ½ schapendrift
(in de marge:) NB. De schapendrift wort gesegt in plaats van waardeel.

1774            Hendrik Jacobs van den Wildenberg

Onderwerp: goedkeuring afkoop
Inhoud: Jan Roelofs Pander hoofdmomber, Hendrik Jacobs van den Wildenberg, Jan Jans ter Haar medemombers over de minderjarige Jantien Arents dochter van wijlen Arent Roelofs en Trijntien Jans in de Broekhuisen verzoeken om goedkeuring van een afkoop contract tussen hun en Femmegijen Arents ter ener en de moeder ter andere zijde.
(Bron: Etstoel, deel 59-189v, 29-11-1774)

1774            Hendrik Jacobs op den Wildenberg

Hendrik Jacobs Wildenberg is in 1776 167 gulden schuldig aan de erfgenamen van de overleden schatbeurder Willem Willems Steenbergen wegens achterstallige schatting en haardstedengeld.
(Bron: Schultegrecht van Zuidwolde, inv.nr. 91.1, blz. 320)

1779            Hendrik Jacobs

Hendrik Jacobs verklaart op 17 oktober 1779 dat het pastoriehuis van Avereest altijd door de gemeente is onderhouden.
(Bron: Historisch Centrum Overijssel, Statenarchief 4825, Stukken aangaande de kerk te Avereest.)

1784            Haardstedengeld Zuidwolde:
Hendrik Jacobs Wildenberg

1794            Haardstedengeld Zuidwolde:
Hendrik Jacobs Wildenberg

Jacob Hendriks Wildenberg (1760-1838) zoon van Hendrik Jacobs en Annigje Roelofs, trouwt op 20 november 1791 te Avereest met Jantje Hendriks Jonker (1770-)1821. Hun eerste vier kinderen Annigje (1793), Margje (1795), Hendrik (1797) en Hendrikje (1801) worden nog op de Wildenberg geboren. Hun jongste dochter Femmigje wordt in 1804 geboren op de Uitschotenhaar bij Den Huizen. En vanaf 1811 komen komen we Jacob Hendriks Wildenberg tegen als tapper in de gemeente Stad Ommen, waar zijn vrouw in 1821 en hij in 1838 ook overlijden.
1797            Bevolkingsregister Zuidwolde, erf. no. 99 (Wildenberg)

Annegien Roelofs  75 jaar, weduwe Hendrik Jacobs

Jacop Hendriks     36 jaar, boerkeri, gehuwd

Andries Takken (1764-1844) komt in 1802 of 1803 met zijn vrouw Aaltje Roelofs Veldman (ca. 1770-1835) en hun kinderen Roelofje (1785), Roelof (1789) en Jan (1791) van de Haalweide naar de Wildenberg. Zij worden op 15 maart 1803 met attestatie van IJhorst ingeschreven als lidmaat te Avereest.
Dit echtpaar pacht na het vertrek van Jacob Hendriks Wildenberg het erf Wildenberg van de eigenaar Roelof Willem Steenbergen. Hun pacht zal zijn ingegaan per 1 mei 1802 of 1 mei 1803.
1804            Haardstedengeld Zuidwolde:
Andries Takking Wildenberg

De Wildenberg op een kaart uit 1811

1830            Volkstelling Zuidwolde, erf. nr: 99 – buurtschap: Wildenberg

Andries Jans Takke – (geh) – 65 jaren oud, geboren te Staphorst.
Aaltien Roelofs – (geh) – 61 jaren oud, geboren te De Wijk.
Roelof Andries Takke – (wed) – 40 jaren oud, geboren te De Wijk.
Aaltien Pouwels Rozenboom – (ong) – 30 jaren oud, geboren te Staphorst.
Klaas Hendriks Koekoek – (ong) – 21 jaren oud, geboren te Hoogeveen.
Jentien Willems Drogt – (ong) – 17 jaren oud, geboren te Zuidwolde.
Berend Jans Scheper – (ong) – 16 jaren oud, geboren te Zuidwolde.
Andries Roelofs Takke – (ong) – 9 jaren oud, geboren te Zuidwolde.
Berend Roelofs Takke – (ong) – 4 jaren oud, geboren te Zuidwolde.

Roelof Andries Takken (1789-1841), zoon van Andries Jans Takken en Aaltje Roelofs Veldman, woont vanaf het moment dat hij met zijn ouders in 1803 op De Wildenberg komt wonen tot zijn dood op dit erf. Hij trouwt in 1816 met Gerritdina Berendina Holsman (ca. 1786-1827) uit Hellendoorn. Bij haar krijgt hij vijf kinderen: Aaltje (1818, jong overleden), Andries (1820), Berend (1821, jong overleden), Aaltje (1823, jong overleden) en Berend (1825).
Na het overlijden van zijn eerste vrouw hertrouwt hij in 1836 met Maria Alberts Paasman (1810-1880) uit Staphorst. Uit dat huwelijk worden nog drie kinderen geboren: Aaltje (1836), Albert (1837) en Geesje (1840).


Bovenstaande kaart geeft het grondgebruik weer van de gronden behorende bij de Wildenberg rond 1830, gebaseerd op de kadastrale minuutplans. De gronden zijn dan eigendom van Hendrik Jacobs Brouwer (1790-1862) uit Ruinerwold.
geel – hooiland

lichtgroen – weiland

bruin – bouwland

donker groen – bos

paars – veldgrond

donker paars – veengrond

rood – huis en erf

1849            Bevolkingsregister Zuidwolde, huisnummer 189, erf Wildenberg
Margje Alberts Paasman, 37 jaar, weduwe
Andries Roelofs Takken, 29 jaar, ongehuwd
Berend Roelofs Takken, 24 jaar, ongehuwd
Albert Roelofs Takken, 12 jaar, ongehuwd
Aaltje Roelofs Takken, 13 jaar, ongehuwd
Geesje Roelofs Takken, 9 jaar, ongehuwd
Jan Klaas Mennink, 20 jaar, ongehuwd (knecht)
Jan Jans Dekker, 17 jaar, ongehuwd (knecht)
Klaas Jans Poolman, 14 jaar, ongehuwd (knecht)
Hendrikje Jans Spijker, 19 jaar, ongehuwd (meid)

Na het overlijden van Roelof Andries Takken in 1841 wordt het bedrijf dus voortgezet door zijn weduwe Margje Alberts Paasman, en zijn twee oudste zonen Andries en Berend die bij het overlijden van hun vader resp. 20 en 17 jaar oud waren.
Jongste zoon Berend Roelofs Takken (1825-1881) trouwt in 1852 met Niesje van Dijk, weduwe van Evert Jans ten Oever en verhuist naar Groot Oever. Oudste zoon Andries Roelofs Takken (1820-1863) blijft ongehuwd.
1862            Albert Piel schrijft in ‘Feiten uit het verleden van Avereest’:
“Het was September 1862. Ds. de Koning, gebruiker van de Drentsche Maat, het Reestenland gelegen aan de Drentsche zijde van de Reest had zijn “etgardenhooi” droog op het land staan. Dit hooi moest worden binnengehaald en zoals gebruikelijk begaven de arbeiders van de dominee zich met paard en wagen op weg naar het hooiland. Zij volgden de gebruikelijke weg, over de Westerhuis en over de Wildenberg. Zo was het altijd gegaan, maar dit keer ging het niet zo vlot.
Bij de boerderij “de Wildenberg” gekomen, stond de bewoner Andries Takken, hun op te wachten. En wat nimmer was gebeurd, gebeurde nu, de weg naar de Drentsche Maat werd aan Ds. de Koning verboden. Ook was de weg “onbruikbaar” gemaakt, zodat, al zou Ds.de Koning het verbod hebben willen negéren, wat zeer zeker van hem verwacht kon worden, hij toch niet over die weg bij zijn land kon komen.
De arbeiders van de Dominee konden onverrichter zake terugkeren. Ds. de Koning gaf onmiddelijk van dit incident kennis aan de Kerkvoogden, die op 15 September 1862 in spoedvergadering bijeen kwamen. Het besluit in deze vergadering genomen om met Andries Takken te gaan praten werd direct ten uitvoer gebracht.
De Kerkvoogden vroegen aan Andries Takken om voor deze keer over de weg te mogen gaan, wijl het hooi droog in het land stond. Takken verklaarde daartoe geen recht te hebben, daar het hem door sijn landheer, H. Bouwer te Ruinerwold, was verboden.
De kerkvoogden besloten toen om twee daghuurders te bestellen om het hooi over de Reest te dragen en daarna met H. Brouwer zelf te spreken. Op deze wijze kreeg Ds. de Koning zijn hooi in de schuur.
In de volgende vergadering op 7 October 1862 behandelden Kerkvoogden en notabelen “de schriftelijke klagte van Ds. G. de Koning, wegens de verboden uitweg”. Ds. de Koning was er nu juist de man niet naar om zich bij zo iets voetstoots neer te leggen.
Hij schreef aan de Kerkeraad (Kerkvoogden), dat Andries Takken, bewoner van de Wildenberg, hem de uitweg van het Drenthsche land, langs de “zoogenaamde doodenweg” had belet en verzocht de Kerkvoogden hierin hun regt te zoeken. Kerkvoogden en notabelen besloten een commissie te benoemen om met H. Brouwer de zaak te bespreken. Deze commissie bestond uit, R.W. ten Kate als kerkvoogd en H. Timmerman, als notabel. Op 9 October 1862 had deze commissie met H. Brouwer, eigenaar van de Landhoeve “de Wildenberg” in Meppel een bespreking, evenwel zonder resultaat. Op voorstel van H.Brouwer werd echter besloten een samenkomst te hebben op het terrein bij de Wildenberg.
Op 15 October had deze samenkomst plaats tussen genoemde Commissieladen met de President-Kerkvoogd van Avereest en genoemde H. Brouwer, vergezeld van zijn schoonzoon Jan Derks, terwijl voor Avereest mede tegenwoordig was, J.L. Westerhuis.Brouwer wilde van Kerkvoogden en notabelen een bewijs zien, dat het Drentsche kerkenland recht van uitweg had over de weg bijlangs de Wildenberg. De Commissie antwoordde, dat ze niet bij magte was zoo’n bewijs te toonen, maar dat zij van oordeel was, daar de weg toch voor een doodenweg moest blijven en er ook het hooi langs vervoerd is geworden, zoo zulks nodig was, zij meenen, die weg voor uitweg te moeten houden, maar om alle onaangenaamheden voor te komen willen kerkvoogden de weg voor hun rekening in orde maken en de boomen op te snoeien.
Brouwer heeft hierna zijn schoonzoon geraadpleegd en deelde daarna de Commissie mede, dat voortaan de weg door de meier (huurder) Andries Takken in orde zou worden gebragt, dat er behoorlijk met een voer hooi langs kon worden gereden en dan verder te laten  zoo als het is.
Genoemde landheer toonde hiermede een ruim standpunt in te kunnen nemen en begrip te hebben voor de moeilijkheden van de tegenpartij.Ook zal zeer zeker bij Brouwer en diens schoonzoon Jan Derks, van geboorte en afkomst Drenthen, gesproken hebben het begrip “doodenweg”. Deze wegen, de aangewezen wegen, waarover men de dooden naar hun laatste rustplaats bracht, moesten volgens het oude Drentsche Landrecht zo blijven bestaan, men mocht ze niet verleggen of vergraven, men  moest ze goede toestand onderhouden, enz. enz. Deze bepalingen, neergelegd in  de eeuwenoude Drentsche landrechten, ze waren de geboren Drent heilig en dit  zal voor Brouwer en Derks zeer zeker de doorslag hebben gegeven voor het nemen  van de genoemde beslissing in het geschil.”

Het bedrijf op de Wildenberg wordt uiteindelijk voortgezet door zoon de jongste zoon Albert Roelofs Takken (1837-1919). Hij trouwt in 1869 met Derkje Eekhof (1836-1873) uit De Wijk.
In het jaar 1873 slaat het noodlot toe op De Wildenberg, want in dat jaar overlijden kort na elkaar vier leden van de familie: op 26 februari Derkje Eekhof 36 jaar oud, op 7 maart haar pas geboren zoontje Albert, op 20 maart haar tweejarig zoontje en op 4 mei van datzelfde jaar de ongetrouwde Andries Roelofs 52 jaar oud. Zeker is het niet, maar het is goed mogelijk dat zij overleden zijn aan de pokken die in die jaren heerste.

Albert Roelofs Takken hertrouwt in 1878 met Hendrikje Snijder (1849-1933) bij wie hij zes kinderen krijgt die allen op De Wildenberg worden geboren: Roelof (1879), Arend (1881), levenloos kind (1883), Andries (1886), Annigje (1889) en Margje (1891).
Volgens overlevering is de familie Takken uiteindelijk vertrokken van de Wildenberg omdat de veestapel getroffen werd door miltvuur. Dat blijkt te kloppen getuige een aantal krantenberichten uit die tijd:

Drentsche Courant, 2 juli 1889

Drentsche Courant, 11 juli 1889

Drentsche Courant, 6 augustus 1889

Na het vertrek van de Wildenberg vestigt de familie Takken zich vanaf mei 1893 in Dedemsvaart. Albert overlijdt in 1919 en wordt begraven op de begraafplaats Achterveld.

Grafsteen Albert Takken (1837-1919), begraafplaats Achterveld

1892            Na het vertrek van de familie Takken wordt de Wildenberg verhuurt aan de familie Albert Zantinge, die tot dan toe een boerderij op Steenbergen huurden. Albert Zantinge (1849-1933) vestigt zich met zijn vrouw en kinderen per mei 1892 of 1893 op De Wildenberg. Hij is in 1874 gehuwd met Jentje Woltinge (1846-1917) en heeft drie kinderen: Harm (1875-1924), Hilligje (1879-1969) en Geert (1881-1952). Oudste zoon Harm blijft ongehuwd en overlijdt in 1924 op De Wildenberg.

Grafsteen Albert Zantinge en Jentje Woltinge, begraafplaats Oud Avereest.

Het bedrijf wordt voortgezet door Geert Zanting (1881-1952). Opmerkelijk is dat zijn achternaam in tegenstelling dat die van zijn vader zonder -e wordt geschreven. Ook zijn zuster Hilligje gaat als ‘Zanting’ door het leven. Zijn broer Harm staat in zijn geboorte- en overlijdensakte als ‘Zantinge’ vermeld, maar op diens grafsteen heet het weer ‘Zanting’.

De Wildenberg en omgeving op een topografische kaart uit 1908.

Geert Zanting trouwt op 29 april 1910 met Albertje Prins (1887-1980), dochter van Jan Prins en Trijntje Holterman van Groot Oever. Samen krijgen ze drie kinderen, waarvan de oudste dochter in 1918 overlijdt aan de Spaanse griep: Jentje (1911-1918), Trijntje (1915-2001) en Albert (1921-2015).

Overijsselsche Courant 14 februari 1920

Overijsselsche Courant 1 april 1920

In het voorjaar van 1920 laten de erfgenamen van de weduwe Egbert Cornelis Derks uit Ruinerwold het erf De Wildenberg met ruim 32 hectare grond veilen. De familie Zanting(e) weet het erf De Wildenberg te kopen, de omliggende heidevelden worden aangekocht door de familie Ter Kuile.

In juni 1938 overlijdt in Nieuwleusen Hilligje Prins, schoonzuster van Albertje Prins, kort na de geboorte van haar zoontje Jan Prins (1938-2008). Haar man Harm Prins besluit zijn zoontje bij zijn zuster op De Wildenberg onder te brengen, waar hij de rest van zijn leven zal blijven wonen.
Albert Zanting (1921-2015)  gehuwd met Jantje Dekker (1921-2003). Kinderen: Geert (1950) en Henk (1954).

De boerderij ‘De Wildenberg’ gemarkeerd op een luchtfoto (Google Earth). Begrenzing gebaseerd op kadastrale kaart en boedelscheiding uit 1972. De totale oppervlakte bedraagt dan 31.81.20 hectare, waarvan 5.70.90 hectare bos.

Henk Zanting (1954) in 1978 gehuwd met Ans Klein.
Zij verkopen de boerderij in 1999 aan het Drents Landschap en verhuizen naar Fort.

Vanaf 2001 in gebruik als vakantieverblijf ‘De Wildenberg’ door de familie Blanksma.

 [1] De datering van de oudste lijst met leenmannen van de Utrechtse bisschoppen is niet helemaal zeker. In het Repertorium op de Overstichtse en Overijsselde leenprotocollen wordt deze lijst gedateerd op 1379-1382.